dinsdag, oktober 03, 2006

Verkleden

Vroeger als kind woonde ik op de boerderij. Het is gek wat je je soms herinnert. Ik herinner me bijvoorbeeld heel goed hoe vaak ik me moest verkleden. Ik had schoolkleren, speelkleren, ‘ouwe’ kleren, zondagse kleren en feestkleren. En een overal. Als ik uit school kwam werd ik naar mijn slaapkamer gestuurd om de oude kleren aan te trekken, voor er ook maar iets anders ging gebeuren. We waren met vier kinderen thuis, plus het goed van de boerderij. Mijn moeder had wel wat anders te doen dan elke dag ook nog kleren wassen die door achteloosheid vuil geworden waren.


De feestkleren werden na één of twee keer dragen zondagse kleren. Soms had ik heel mooie. Ik heb nog wat over, dat hangt nog altijd in mijn kledingkast. Zo had ik een setje van een rood T-shirt met borduursel, een witte rok met rood stiksel en een rode riem en witte ajour kniekousen. Heel mooi, dat vind ik nog steeds. Ook drie favoriete setjes weet ik me nog voor de geest te halen. De eerste jurk was weer rood met wit, een strapless topje van witte stof met rode bloemetjes, en een rok met banen van diezelfde stof en banen rood met witte bloemetjes. Fijntjes gemaakt.

De tweede ook een strapless jurk, met ‘gesmokt’ topje, oftewel: met elastiek geregen, het hele topje. Wit met de vier primaire kleuren in kleine streepjes was die. Ik geloof dat de rok dezelfde stof met ook stipjes had, maar dat weet ik niet zeker meer. Die kleren waren voor de zomer. Voor de winter had ik een paar mooie leren grijze laarzen met hak gekocht, een grijze mantel met visgraat en een grijze hoed in een populair model. Daaronder een rok en blazer in mintgroen met grijs en een parelgrijze blouse. Erg jaren ’80, dus tijdsgebonden, maar ook wel klassiek mooi.

Ik dacht er aan omdat ik tegenwoordig weer ’s avonds kleren klaarleg voor de volgende dag. Dat deed ik vroeger als kind ook, omdat ik ’s ochtends zo vroeg op moest staan. Ze lagen in de keuken op de stoel naast de kachel. In de winter stonden regelmatig de ijsbloemen op het raam van mijn slaapkamer. We hadden geen centrale verwarming, en de kachel in de voorkamer was niet altijd aan. Alleen voor bezoek. In de kleine huiskamer en de woonkeuken was het wel altijd warm.

Ik snap nu ook weer dat ik het moeilijk vond om ’s avonds precies te bedenken wat je de volgende dag nou nodig had. Soms liep ik met veel te warme kleren, soms veel te koud. Tegenwoordig kijk ik nog even op internet, op de buienradar om te bepalen of ik een paraplu mee moet nemen, maar dat was er toen nog niet. Wel had ik een vader met verstand van het weer, dus ik ben zelden zonder regenpak de deur uitgegaan als er kans op neerslag was. Als ik al nat werd kwam dat meestal omdat ik geen tijd nam om mijn regenpak aan te doen.

De middelbare school lag op twaalf kilometer afstand, maar in de bovenbouw kon ik de afstand fluitend in 25 minuten fietsen. En dan bedoel ik van de keuken van mijn huis tot de aula van de school. Vijf minuten regenpak aantrekken kon daar eigenlijk nauwelijks van af. Bovendien, als ik thuis kwam gingen de kleren toch uit en over de stoel. De volgende ochtend waren ze wel weer droog. En warm van de keuken.

Wat ik wel erg gemist heb als kind was de douche. Wassen deed je elke avond uitgebreid, bij de wasbak. In de ochtend haalde je een washandje over je gezicht en door je oksels. Maar het was altijd een koude bedoening, en ik vond het zeker in de winter een bezoeking. Mijn eerste studentenkamer was primitief, en de douche was een cabine die gewoon op de gang gezet was. Maar wat vond ik het een verrukking. Heerlijk bijkomen onder het warme water. Ik geloof dat al dat verkleden als kind me niet zo bijgebleven zou zijn als ik gewoon een douche gehad had.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat hier uw bericht achter, maar hou het vrolijk.